Sinds 1 juni 2022 is de verplichte inburgering in Brussel eindelijk van start gegaan. Nieuwkomers met een bepaald statuut krijgen sindsdien een verplicht inburgeringstraject opgelegd. Ze hebben vervolgens zes maanden de tijd om zich te wenden tot een onthaalbureau van de Vlaamse of Franstalige gemeenschap. Doen ze dit niet, dan ontvangen ze een schriftelijke aanmaning om zich binnen de twee maanden alsnog in regel te stellen. Pas nadien is er sprake van weigering en kan een sanctie volgen.
Verplichtingen onvoldoende opgevolgd
Een jaar na de invoering blijkt uit de meest recente cijfers dat de verplichte inburgering moeilijk van de grond komt. Er zijn vandaag 2.414 actieve dossiers van nieuwkomers die verplicht moeten inburgeren. Vier op de tien van hen schreven zich al in bij een onthaalbureau, waarvan ongeveer 20 procent voor een traject in het Nederlands koos en ongeveer 80 procent voor een traject in het Frans.
Volgens Brussels parlementslid Gilles Verstraeten blijkt dat de gemeenten de verplichting onvoldoende opvolgen: “Dat slechts 80 nieuwkomers die onder de verplichting vallen maar zich niet inschreven voor een traject, door hun gemeente in gebreke gesteld werden, is veelzeggend. Heel het systeem, ook qua sancties, staat of valt met hun deelname. Er lopen vandaag 18 sanctieprocedures bij de GGC. Deze aantallen blijven beperkt, zeker als je weet dat er in Vlaanderen in 2022 meer dan tienduizend verplichte trajecten zijn opgelegd, meer dan duizend inbreukdossiers zijn opgesteld en vierhonderd boetes zijn uitgedeeld. Gelukkig leggen alle 19 gemeenten intussen wel verplichtingen op, wat in november nog niet het geval was.”
Schril contrast met Vlaanderen
Deze cijfers staan volgens Vlaams Parlementslid Annabel Tavernier in schril contrast met de inspanningen die vanuit Vlaanderen worden geleverd: “Het Vlaamse onthaalbureau in Brussel probeert goed werk te leveren op het vlak van werving en het informeren van gemeenten. Met gemeentelijke wervingsplannen maken ze hun aanbod proactief bekend bij de gemeentelijke instanties en lokale netwerken in de gemeenten. Ook zetten ze gericht in op het bereiken van specifieke doelgroepen. Ik moet vaststellen dat je een paard wel naar het water kan leiden, maar dat je het niet kan doen drinken. Het is duidelijk dat het probleem vooral zit bij het opvolgen en sanctioneren van inburgeringsplichtigen. En dat is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de GGC en de Brusselse gemeenten.”