In de noodopvangcentra werden 1.593 mensen geteld, een stijging met een factor 8,5 sinds 2008. Volgens minister Maron heeft de toename van het aantal daklozen in noodopvangvoorzieningen en projecten voor tijdelijke bewoning voor een groot deel te maken met de toename van het aantal mensen zonder papieren en zonder vooruitzichte. Verstraeten is verheugd dat minister Maron eindelijk inziet en erkent dat het daklozenprobleem gelieerd is aan migratie: “Bruss’Help wees al in 2018 op het feit dat die jarenlange keuze voor noodopvang boven structurele oplossingen voor een deel door de kwestie migratie is ingegeven. Meneer Maron gaf tegelijkertijd echter glashelder aan waarom we met Ecolo nooit een oplossing voor dit probleem moeten verwachten: gedwongen terugkeerbeleid voor mensen die hier illegaal zijn is, zo zei hij in commissie, compleet zinloos, want volgens hem komen die mensen uiteindelijk toch gewoon terug naar Europa. Met andere woorden: gooi de grenzen open. Of doe op zijn minst niets om het huidig migratiesysteem sluitend te maken. Dat zelfs maar proberen noemde hij ‘populisme’. Waarvan akte.”
Verstraeten gaat verder: “Tegelijk klopt minister Maron zich op de borst dat het aanbod van de huisvestings- en opvangvoorzieningen is verhoogd. Maar dat optimisme is volgens mij misplaatst. Er is een wildgroei aan initiatieven van verschillende verenigingen en actoren ontstaan, waar iedereen enigszins op zijn eigen eiland lijkt te werken en er van een duidelijke coördinatie geen sprake meer is. Tegelijk probeert men in te zetten op structurele huisvesting via Housing First -waarbij daklozen een vast onderkomen krijgen- met steeds meer actoren ook, maar meneer Maron geeft ook toe dat het plafond bereikt is qua aantal beschikbare woningen. De realiteit blijft we dat we alleen een structurele vermindering van het aantal daklozen zullen kunnen bekomen als we de migratieknoop opgelost krijgen. Zolang dit niet gebeurt en het Brussels en federaal beleid op dat vlak niet bijgestuurd wordt, zal de Brusselse daklozenbevolking blijven stijgen.”